Vanuit Sevilla kunnen we via Jerez de La Frontera en Cádiz naar Algeciras rijden. Maar oomlief en tante hebben even genoeg stadjes bekeken en zin in iets anders. Dus rijden we rechtstreeks naar het volgende hotel. Dan kunnen we ’s middags nog even voet op Engelse bodem zetten. Algeciras is niet erg interessant. Een havenstad die zelfs in de reisgidsen niet genoemd wordt. Het hotel is wel beroemd. Een groot en statig gebouw uit 1902 met een hele geschiedenis. Hier hebben de koninklijke families van Spanje en België gelogeerd, heeft Winston Churchill overnacht en verbleven in de oorlog Italiaanse en Duitse spionnen. Tot zover de geschiedenisles 🙂
“we gaan naar De Rots’, zegt oomlief. Het is zo’n 20 minuten rijden en ja, als je dan toch in de buurt bent…. De Rots van Gibraltar is aan de ene kant een hoge kale rots. Aan de andere kant wel wat groener, en volgebouwd met vooral lelijke flatgebouwen. Er is een winkelstraat, Mainstreet’, waar de pubs en restaurantjes zijn. Het is zondag, dus alleen wat souvenirwinkeltjes hebben open deuren. “Kijk, ze bestaan nog!’ zegt tante. We hebben een rode telefooncel gespot!
Op de rots wonen apen en met een kabelbaantje kan je in 6 minuten naar boven om de kolonie te bewonderen. Oomlief is niet van de kabelbaantjes, ‘maar ga vooral’, zegt hij tegen tante. Voor 15,50 pond (!) – ze durven wat te vragen voor een kabelbaanritje – vindt tante de aapjes nu ook weer niet zo boeiend.
De laatste overnachting is aan de Costa del Sol. In een flathotel van 11 verdiepingen. ‘in heel Spanje is er regen, sneeuw, kou en zelfs tornado’s’, zegt oomlief. ‘Behalve hier aan de Costa! ‘ ‘De vakantie afsluiten in het zonnetje aan het strand met een vino blanco (tante) en een servessa (oomlief) is helemaal niet verkeerd 🙂